‘Wat ik heb meegemaakt, mag andere jonge turnsters nóóit overkomen’

 

In een serie artikelen spreken of portretteren we sporters en begeleiders over de invloed van topsport op de mentale gesteldheid. Jerien Wessels was in haar tienerjaren een veelbelovend turntalent, maar kreeg te maken met mishandeling en vernedering door haar coaches. ‘Pas na mijn carrière begonnen de echte problemen.’

 

‘Ik heb van m’n zevende tot en met m’n veertiende iedere turnhal in Nederland wel gezien. Die sport was mijn lust en mijn leven. Het begon in Haarlem, later trainde ik in Amsterdam, Rotterdam, Alphen aan den Rijn en iedere zondag in Papendal.’

 

‘Op een bepaald moment kwam ik onder het bewind van Gerrit Beltman. Je hoeft tegenwoordig alleen maar turnen en de namen van bepaalde coaches uit te spreken, en iedereen weet genoeg. Onder Beltman heb ik alles wel zo’n beetje meegemaakt: met een gebroken enkel in het gips dubbele salto’s springen, gewoon doortrainen met een hevig bloedende blaar op de hele palm van m’n hand, dagelijks te horen krijgen dat je minderwaardig bent, te dik bent, en ga zo maar door.’

 

‘Ik ging gewoon verder, trainde bikkelhard, werd tweede bij de Nederlandse Kampioenschappen, maar liep rond m’n twaalfde ook tegen een muur op. In eerste instantie bereikte ik m’n sportieve grens: Beltman kon mij door m’n gebroken enkel niet meer gebruiken in Jong Oranje en hij zorgde er ook voor dat ik niet meer naar Papendal mocht. Ik werd bij het grof vuil gezet, mijn gedroomde carrière in de knop gebroken. Ik was de eeuwige tweede, kon steeds minder goed concurreren met meisjes die vaker konden trainen bij de bond. Later in mijn tienerjaren ging ik me steeds meer tegen de sport afzetten. Al was ik een kind, en besefte ik toen nog niet hoe gruwelijk het was wat ze me hadden aangedaan.’

 

‘Pas na mijn carrière begonnen de echte problemen. Ik merkte op de middelbare school dat ik anders was dan de andere kinderen. Ik was een mager sprietje, terwijl ze in de turnzaal juist jarenlang hadden gezegd dat ik te dik was. Eigenlijk heb ik me nooit ergens op m’n gemak gevoeld, en al helemaal niet op school. Ik had altijd het idee dat ik dingen niet goed deed, te veel was.’

 

‘Toch ben ik m’n hele leven maar dóórgegaan. Er waren genoeg dingen die niet goed zaten. Ik had al vanaf jonge leeftijd een eetprobleem ontwikkeld, maar bleef dat camoufleren. Ik kreeg drie kinderen, werd mantelzorger voor m’n oom, had een drukke baan – eerst in de zorg, later in het onderwijs. Ik was gewend om het snot voor m’n ogen te werken, niet te klagen. Pas in 2020, op m’n 41e, ging het lichtje uit. Ik had al langer burn-out-achtige klachten, maar op een bepaald moment werd ik wakker en kwam er niks meer binnen. Alles ging langs me heen. Ik zag zonder te kijken en hoorde zonder te luisteren, zo legde ik het uit bij m’n psycholoog.’

 

‘De diagnose: PTSS. Mijn mentale problemen waren in een stroomversnelling geraakt doordat het turnmisbruik in de media kwam, en onder anderen Beltman schuld bekende op tv. Het was confronterend, om het hem te horen zeggen. Ik was daarvoor al vaak genoeg bij psychologen geweest, maar nu werd mijn verhaal eindelijk serieus genomen. Via hoogleraar Marjan Olfers kwam ik in contact met twee psychologen, waarvan de een is gespecialiseerd in traumatherapie, EMDR. Nu maak ik die acht gruwelijke jaren in de turnzaal door, en hoewel dat in het begin leidde tot paniekaanvallen, weet ik dat het uiteindelijk goed voor me is. Het gaat langzaamaan beter. Ik zit weliswaar nog in de Ziektewet, maar probeer m’n eigen yogapraktijk op te bouwen: YogalifeByJerien.’

 

Hoe ik kijk naar topsport? In letterlijke zin heb ik er al moeite mee om naar sport te kijken op tv. Dat had ik me overigens niet gerealiseerd, totdat iedereen vorig jaar voor de buis zat bij Max Verstappen, toen hij reed in Zandvoort. Ik wilde het eigenlijk ook zien, vond het bijzonder dat het in Nederland was, maar ik was de hele race in de tuin bezig. Daarna daalde het bij me in: ik kan kennelijk nog steeds niet tegen het topsportwereldje.’

 

‘Het is dubbel: sporten is fijn en gezond. Topsport is ook niet per definitie verkeerd. En ik vind dat als je iets wil bereiken in het leven, dat je er ook iets voor moet dóen. Dat zit diep in me. Maar ik vind dat we daarin de grenzen moeten bewaken. Mijn eigen kinderen mochten niet op turnen. Ik word letterlijk misselijk als ik hoor dat meisjes van 7 jaar drie keer in de week trainen, en soms school overslaan. En dan kom je ook bij zoiets als machtsverhouding, waar ik natuurlijk m’n eigen radartje voor heb. Als m’n ouders mij afzetten en ophaalden voor de training, dan waren de coaches poeslief. Hadden ze maar gezien wat zich in de zaal zelf afspeelde, denk ik dan. Kinderen en jongvolwassenen kunnen hun grenzen niet altijd aangeven. Ik vind het belangrijk dat daar meer aandacht voor komt. Wat ik heb meegemaakt, op zo’n jonge en cruciale leeftijd, mag anderen nóóit overkomen.’

STAY IN TOUCH

Meer weten over topsport en de mentale kant? Laat je email hier achter.

CONTACT

Pascal Lemaire

Journalist

| Mede mogelijk gemaakt door het
Steunfonds Freelance Journalisten |

Thanks, ik neem zo snel mogelijk weer contact met je op.